Dag 4: Locus Iste a Deo factus est
(Geschreven door Sjoukje)
Tijdens het ontbijt van zaterdag, onze vierde dag, werden er grootse verhalen verteld van hoe verschrikkelijk het ‘s nachts wel niet geregend had (ik had zelf overigens niets gehoord).
Inderdaad waren er bakken vol water uit de hemel gevallen, wat ertoe had geleid dat veel wegen onder water stonden. En dus konden onze bussen niet naar Baalbek rijden, hoog in de bergen gelegen aan de oostkant van Libanon, een Shiïtische stad beroemd om zijn immense Romeinse ruïnes. Dat was goed balen. Oftewel, “ik heb nou een flinke baalbek”, zoals Arie het uitdrukte.
Als goedmakertje gingen we dan maar naar de Jeita grot, die wel door de bussen te bereiken was. Nietsvermoedend gingen we daar naar binnen, om erachter te komen dat deze grot hoger was dan de grootste kathedraal waar we ooit in waren geweest, en minstens zo mooi als al die grotten in Frankrijk. Hij bevond zich overigens niet diep onder de grond, maar letterlijk binnenin een berg, dus het was er niet bijzonder koud (wel vochtig). We gingen er met een kabelbaantje naartoe.
Binnenin aanschouwden we de stalagmieten en stalagtieten, die soms veel op een kwallenberg leken, of op een groot orgel, en die metershoog waren geworden. Er stond een kaartje bij getekend met de opeenvolgende lagen en bijbehorende tijdperken erbij: zo’n paaltje van anderhalve meter hoog blijkt daar 12.000 jaar over gedaan te hebben. We gingen uitrekenen dat ons hele mensenleven nog geen centimeter vertegenwoordigde, en dat was best een aparte gewaarwording.
Overigens waren we nog maar net binnen, of de stroom viel uit (wat gewoonlijk zo’n vijf keer per dag gebeurde en waar we inmiddels allang niet meer van opkeken). Tjongejonge, wat was het donker in die grot! Ook dat was heel apart, en ik vroeg me af hoeveel holle bergen er om ons heen zouden zijn waarin misschien ook van deze enorme druppelende schatten verborgen lagen in het stille duister.
De groep ging druppelsgewijs langs het paadje dat gestaag omhoog liep, en de eersten waren al op een plateau boven in de kathedraal gekomen. Zelf liep ik in de achterhoede. Ineens hoorden wij (de achterhoede) heel zacht een melodie die de ruimte begon te vullen: Locus Iste, van Bruckner. Degenen die erbij waren hoef ik niet te vertellen wat een pure magie dat was. Degenen die er niet bij waren kan ik het waarschijnlijk niet uitleggen. Laten we het erop houden dat Locus iste a Deo factus est – deze plaats is door God gemaakt ineens wel een heel passende tekst bleek te zijn. Alsof ons Sirenen lokten daarboven versnelden wij onze pas om er niets meer van te hoeven missen. Automatisch begonnen we mee te zingen, maar al snel beseften we dat we dat juist niet moesten doen, want luisteren was véél mooier. Maar goed, je wilt er toch bij zijn en er deel van uitmaken, dus al snel stonden we hijgend tussen de rest te zingen.
Er waren veel meer gasten in de grot aanwezig, met name een grote groep Iraniërs. Zij staken hun bewondering en vervoering niet onder stoelen of banken, en spoorden ons aan nog meer te zingen. We zongen ook nog de andere Bruckners, Bogoroditse Devo van Rachmaninov, en Warum van Brahms. De Iraniërs waren zo enthousiast, ze begonnen te dansen en te zingen en vroegen ons daarbij ten dans. Vervolgens wilden ze natuurlijk allemaal met Britt op de foto, en daarna ook met de rest van ons, dus voorlopig waren we daar nog niet weg. Toen we buiten kwamen regende het, en we wisten niet veel beters te doen dan maar onder een afdankje te gaan staan kijken naar de regen.
Uiteindelijk gingen we weer met de kabelbaan naar beneden om te gaan lunchen. Gelukkig mochten we in een ruimte van het restaurant aldaar gaan zitten, want het regende nog steeds.Van mevrouw Bustani hadden we lunchboxen meegekregen. Het waren net gebaksdozen, zo groot, met het Al Bustan-logo erop, voor ieder van ons een doos. In de doos zaten een aantal goodies, zoals belegde broodjes, een stukje cake, een flesje water en een appel. In het aanpalende souvernir-winkeltje kochten we ansichtkaarten van de grotten (= de “foto’s” hierboven), want in de grotten zelf mochten we beslist niet fotograferen. Aan souvenirs geen gebrek daar, je kon er zelfs Delftsblauwe klompjes kopen. En hele mooie postzegels.
Op het moment dat we weer in de bus wilden stappen kwam er een groepje toeristen aanlopen dat als een blok viel voor de charmante verschijning van onze Karin. Ze vroegen beleefd of ze met haar op de foto mochten. Het mocht.
Toen Karin spontaan de arm om haar foto-partner sloeg, ging er een klein gejuichje op uit het groepje vrouwen. En daarna wilde natuurlijk iederéén met haar op de foto. Braaf was ze iedereen gewillig, totdat we echt weg moesten. Het was leuk om te zien dat deze vrouwen (en mannen) ons (Karin) net zo’n bijzonderheid vonden als dat wij hén vonden.
Hierna gingen wij naar het Nationaal Museum in Beiroet. Het museum is relatief klein, wat het voordeel heeft dat je het gewoon uitgebreid kunt bekijken zonder dat je het gevoel hebt dat je nooit door de collectie heen komt. Op de benedenverdieping stond een mooie verzameling beelden uit de Romeinse tijd en ouder. Heel bijzonder was de 15-minuten durende documentaire Revival, die elk uur in een aanpalend zaaltje werd vertoond, waarin verbeeld werd hoe het museum na de burgeroorlog in de jaren 1991-1995 weer hersteld was. Het was haast niet te bevatten dat het nog maar zo kort geleden is dat het museum zo kapot was, met alleen nog de pilaren overeind – vol kogelgaten. De filmbeelden maakten grote indruk op ons.
Een leuk detail was dat de sarcofagen en andere grote beelden tijdens de burgeroorlog in beton waren gegoten, zodat ze niet beschadigd zouden raken of gestolen konden worden.
In de documentaire was te zien hoe na de oorlog deze betonplaten weer opengezaagd werden, waarna de schatten uit de oudheid weer in al hun grootsheid tentoongesteld konden worden. Ook was te zien hoe de verzameling oude aardewerken voorwerpen grotendeels onder water was gelopen, en stuk voor stuk met kleine kwastjes weer schoongemaakt moest worden.
Op de bovenverdieping van het museum was een collectie vaasjes, waar wij vrouwen met begerige ogen naar keken. Prachtig gekleurde grote vazen, miniatuurvaasjes voor make-up en dergelijke… doodjammer dat je niet precies déze vaasjes in de museumwinkel kon krijgen.
De typische dunne phoeniciërtjes kon je gelukkig wel in de winkel kopen. Die spreken vooral zo tot de verbeelding (voor mij althans) omdat ze al helemaal uit de bronstijd zijn (16e-13e eeuw voor Christus!). Die zijn hier natuurlijk gevonden (in Byblos, denk ik) omdat Libanon in die tijd al handel dreef met de Phoeniciërs.
Ook had je een hele verzameling piepkleine beeldjes, torsootjes, niet groter dan een pingpongbal (zie hier links voor de hele verzameling, en hieronder voor een ingezoomd beeldje).
Ik vond de uitdrukking op de gezichtjes van die kleine beeldjes zo mooi. Ze deden me erg aan Rembrandt denken, die in onze contreien pas een slordige tweeduizend jaar later ook zo veel aandacht had voor menselijke gezichtsuitdrukkingen.
Rond vijf uur gingen we weer naar huis. In het hotel kregen we zoals gewoonlijk weer een diner in buffetvorm (hoe verwend waren we inmiddels). Tijdens het eten zat ik in de buurt van Frans, die me eigenlijk de hele dag niet opgevallen was verder. “Ja, dat klopt”, zei Frans op de hem eigen droge manier van vertellen, “want ik was er ook niet”. Toen pas bleek dat hij en Henk zich die ochtend een iets te lange rookpauze hadden veroorloofd, waarna ze de bus (die overigens een kwartier te laat vertrok) nog net konden zien wegrijden.
Ja, en omdat we inmiddels fijn gemengd in twee bussen zaten valt het niet snel op dat er één of twee mensen niet bij zijn. Gelukkig hadden ze zich verder prima vermaakt, en de Wiedergutmachungsknuffel van de commissie bleek uiteindelijk afdoende compensatie om de gemoederen bij elkaar te houden. ’s Avonds mochten wij het festivalconcert dat die avond in het hotel geprogrammeerd stond allemaal gratis bijwonen (met dank aan mevrouw Bustani), waardoor wij getuige waren van een vrij bijzondere performance. De pianiste Martina Filjak, volgens het programma a pianist to watch, gaf vol vervoering een pianoconcert van Liszt ten beste, daarbij theatrale uitingen niet schuwend. Dramatisch hoogtepunt vormde haar bungelende rechterarm, bij een compositie voor de linkerhand (een van de vele toegiften). De dirigent van het Tbilisi State Opera Symphony Orchestra, Gianluca Marciano, kon er ook wat van; we moesten toch echt concluderen dat wij als koor en dirigent op dit gebied nog wel wat bij te leren hebben. Ook opvallend was het hoge Marijke Helwegen-gehalte van het publiek, ik herinnerde me prompt weer dat iemand in de bus al verteld had dat Libanon het walhalla voor plastische chirurgie is. Nou, dat bleek, we konden er onze ogen haast niet vanaf houden. Al met al een prima avond, die weer besloten werd met een na-zit in de bar.
Nacht 3. “She’s coming with us”
(Geschreven door Sjoukje)
Ik schrijf even een vervolg op het verslag van Joost van onze dag in Byblos, want die dag was nog niet voorbij toen we terugkwamen. We gingen namelijk nog met 16 mensen stappen, want als je dan toch in Libanon bent kun je eigenlijk Downtown-Beiroet-by-night niet missen. We gingen met twee volgepropte taxis (elk met 8 mensen) op weg naar het bruisende uitgaansleven in het centrum. We liepen een eindje voor ons uit, op zoek naar een geschikte tent waar je kon dansen.
Saillant detail was dat er overal mannetjes probeerden rozen te slijten aan verliefde stelletjes. Ik liep gezellig naast onze Musica-Willem, toen er ook een man onze kant op kwam en aan Willem vroeg of hij geen flower wilde kopen voor zijn lady, waarop Willem superdroog doch gedecideerd antwoordde: “No, I don’t like her”. Je zou zeggen dat dat duidelijke taal was, maar dit antwoord had meneer waarschijnlijk niet in zijn vocabulaire zitten, want het hielp niet.
Na nog wat vijven en zessen kwamen we terecht op de bovenverdieping van een restaurant, waar heel jong Beiroet bijeengekomen leek te zijn. Bloedmooie vrouwen (vrouwtjes klinkt wat denigrerend, maar ze waren allemaal twee koppen kleiner dan wij), allemaal tiptop in de make-up en superchique gekleed. Als buitenstaande man moest je trouwens niet denken dat je wellicht een avance kon maken, want elke vrouw werd geflankeerd door een man die je maar liever niet tegen je wilde krijgen. De vrouwen dansten ook alleen maar recht voor hun eigen man, of met elkaar. Maar als ze dansten konden wij er onze ogen niet vanaf houden, het waren echt van die duizend-en-een-nacht danseressen met hun zwoele heupbewegingen.
Daar konden wij nog een puntje aan zuigen met onze hollandse lijven. We deden wel goed ons best (het moet gezegd worden dat wij zelfs als eerste begonnen met dansen, waarna er velen volgden). Maar wij waren toch echt te lomp, te oud en te groot om rimpelloos te kunnen mergen met de Libanezen. De grote uitzondering hierop vormde onze Britt (zoals jullie inmiddels weten: zij is ongeveer half zo oud als de jongsten van ons, en is hoogblond). Zoals Brad Pitt zich mengt in een menigte gillende meisjes, zo lokte Bad Britt met haar goddelijke uitstraling alle Libanezen naar zich toe. Wij hadden de avond van ons leven, want wij konden schaamteloos toekijken hoe Britt als een helwitte toorts waar de vliegen op af stroomden de ene Libanees na de andere om haar vinger wond, die haar bovendien allemaal een drankje aanboden. Wij kregen telkens een update van haar score “gratis shotjes!”.
Een goede tweede was Karin, die ingepakt werd door een tweeling. Om de beurt dansten ze om haar heen, waarbij Karin telkens devoot de ogen neersloeg, maar dat werkte ogenschijnlijk averrechts. Uiteindelijk stelde de een haar voor om met hem naar een hotel te gaan, maar de toevoeging “my brother prefers to watch” schrok Karin toch wel zodanig af dat ze maar liever niet op zijn uitnodiging inging. Ook Mieke had wat sjans met een Libanees, want Mieke kan heel goed dansen en dat sorteerde wel effect. De rest van ons moest het voornamelijk met elkaar doen, maar dat was ook erg leuk. Helaas heeft alleen onze held Marisa foto’s gemaakt, al zijn het er maar twee: eentje van Mieke’s dans, en eentje van mezelf in sleezy pose met Willem, die me best wel weer een heel klein beetje leuk vond. Van Britt hebben we wel een foto van later tijdstip (de hotel-lobby), waarop toch duidelijk te zien is dat iedereen haar adoreert, wat ook geen wonder is, want kijk zelf maar:
Rond 1 uur hadden de eersten het wel gezien, en bij inventarisatie bleek dat iedereen eigenlijk wel weer terug naar het hotel wilde. Deze boodschap moesten we alleen nog aan Britt zien over te brengen. “Britt, we gaan terug naar het hotel”. “Néé toch? Allemaal? Ik óók?”. Toen we onze jassen aandeden in de hal verscheen ze met de Libanees die apetrots als alfa-male naast zijn trofee stond, genietend van zijn overwinning. Tja, wat nu. De verlossende woorden kwamen van Rob, die heel Libanees-macho voor alfa-male ging staan, en met lage stem sprak: “She’s coming with us”. Ja, toen was het natuurlijk einde verhaal.